Uitbreiding

Van 1946 tot 1960 begon het Opus Dei het apostolaat uit te breiden naar verschillende nieuwe landen waaronder Portugal, Italië, Groot-Brittanië, Frankrijk, Ierland, Nederland, Amerika, Kenia en Japan.De suikerziekte bezorgde Jozefmaria veel last. Hij had permanent hoofdpijn, vaak dorst en overgewicht buiten andere problemen die zich voordoen bij deze ziekte.

In 1961 bezocht de stichter van het Opus Dei Leidenhoven in Amsterdam. Op de foto vlnr: Hermann Steinkamp, Desmond Sweeny, H. Jozefmaria Escrivá en Jos Vall.
Tijdens de bouwwerkzaamheden van Villa Tevere in Rome

Van 1946 tot 1960 begon het Opus Dei het apostolaat uit te breiden in verschillende nieuwe landen waaronder Portugal, Italië, Groot-Brittanië, Frankrijk, Ierland, Nederland, Amerika, Kenia en Japan.

De suikerziekte bezorgde Jozefmaria veel last. Hij had permanent hoofdpijn, vaak dorst en overgewicht buiten andere problemen die zich voordoen bij deze ziekte. Elke dag injecteerden ze bij hem hoge doses insuline. Maar het tastte zijn humeur niet aan. Hij maakte grappen over het hoge suikergehalte in zijn bloed: “Ze zouden me 'Pater dulcissimus' (‘zeer zoete vader’) moeten noemen.” Het leek hem niet uit te maken dat de ziekte niet te genezen was.

In 1954 was de diabetes verergerd, ondanks het strenge dieet dat de stichter volgde. Op 27 april had Álvaro del Portillo hem met de voorgeschreven dosis insuline geïnjecteerd en waren ze aan tafel gaan zitten. Plotseling vroeg de heilige Jozefmaria:

“Álvaro, geef me de absolutie.”

"Vader, wat zegt u?" antwoordde Álvaro, niet begrijpend wat er aan de hand was.

“De absolutie!”

Omdat hij zag dat de ander het niet vatte, begon Jozefmaria zelf de woorden van de absolutie op te zeggen:

"Ego te absolvo…"

Op hetzelfde moment verloor hij het bewustzijn, viel op de grond en verschoot van kleur.

Hij was door een anafylactische schok getroffen. Álvaro diende hem de absolutie toe, probeerde hem wat suiker te laten nemen en belde snel een arts. Toen deze was aangekomen was de stichter bezig weer bij bewustzijn te komen. Hij bleef enkele uren blind, maar hij genas. Hij genas helemaal. Hij ondervond nog wel enkele gevolgen van de ziekte, maar hij was niet meer diabetisch. Het was een liefkozing van zijn moeder Maria geweest, op de dag van het feest van Onze Lieve Vrouw van Montserrat.

Villa Tevere, het huis in Rome

Het gebouw van de centrale zetel van het Opus Dei in Rome, in de Viale Bruno Buozzi, was op dat moment een bouwplaats. Het was jaren geleden aangeschaft zonder over geld te beschikken, vertrouwend op de voorzienigheid van God en onder aanmoediging van verschillende personen van de Heilige Stoel. In het begin hadden ze hun intrek genomen in de kleine portierswoning, die ze 'il pensionato' noemden en waar niet eens bedden aanwezig waren. Maar nu begon het project van het nieuwe huis vorm aan te nemen. Het huis, 'Villa Tevere', moest niet luxueus zijn, zei de stichter, maar duurzaam, juist als teken van armoede.

Het waren de jaren van de apostolische uitbreiding van het Opus Dei in Europa en Amerika. In 1946 waren enkele leden van het Werk in Portugal, Italië en Groot-Brittanië begonnen. In 1947 was de start in Frankrijk en Ierland. in 1949 was het de beurt aan Mexico en de Verenigde Staten. In 1950 aan Chili en Argentinië, in 1951 aan Colombia en Venezuela, in 1952 aan Duitsland, in 1959 aan Nederland, in 1965 aan België. Nog voor 1960 zouden enkele leden van het Opus Dei het apostolisch werk in Kenia en Japan beginnen. In 1949 werd een zomercursus georganiseerd voor de eerste leden uit verschillende landen.

Het Werk sloeg aan in deze zo uiteenlopende plaatsen, wat aantoonde dat het een zaak van God was. Overal sloten zich nieuwe leden aan met totaal verschillende culturele en sociale achtergronden. Er ontstond behoefte aan een meer specifieke vorming. Zodoende richtte Jozefmaria in 1948, toen de huisvesting nog zeer te wensen overliet, het Romeinse College van het Heilig Kruis op. Uit de hele wereld zouden hier leden van het Werk naar toe komen voor een bijzondere vormingsperiode dichtbij het hart van de Kerk en van het Opus Dei.

Op 12 december 1953 richtte hij het Romeins College van de Heilige Maria op voor de vrouwen van het Opus Dei, met eenzelfde intentie. Sindsdien hebben zich duizenden mensen in deze centra gevormd en veel mannen zijn daarna tot priester gewijd.

Medewerkers van het Opus Dei

De beslissing om niet-katholieken en zelfs niet gelovigen als medewerkers van het Opus Dei aan te nemen was - zeker in die jaren - een initiatief dat van een vooruitziende blik en voortvarendheid getuigde. “Op het punt van godsdienstvrijheid - zei de heilige Jozefmaria - heeft het Opus Dei sinds de eerste dag van zijn stichting nooit wie dan ook gediscrimineerd. Het leeft en werkt met iedereen samen, want het ziet in iedere mens een ziel die respect en liefde verdient. Dat zijn niet alleen maar holle frasen. Ons Werk is de eerste katholieke organisatie die met toestemming van de Heilige Stoel ook niet-katholieken en niet christenen als medewerkes aanneemt.

De heilige Jozefmaria met de ouders van een Ierse zoon

Daarom kon de heilige Jozefmaria voor de grap, maar respectvol tegen paus Johannnes XXIII zeggen: “Oecumene heb ik niet van Uwe Heiligheid geleerd,” omdat niet katholieken, en zelfs niet christenen reeds medewerkers van het Werk waren voordat hij paus werd.

Naar landen in Europa

De stichter zond zijn geestelijke zonen en dochters uit naar al die nieuwe landen met hetzelfde vertrouwen in de goddelijke voorzienigheid als waarmee hij zelf alles was begonnen. Vervolgens volgde hij hun eerste stappen met vaderlijke zorg. Hij ondernam lange en zware reizen om ze op te zoeken of om hun komst voor te bereiden, ondermeer door aan de kerkelijke autoriteiten ter plaatse de geest van het Opus Dei uit te leggen. In 1945 had zuster Lucia, de zieneres van Fatima, bij hem aangedrongen op de komst van het Werk naar Portugal. In 1949 werd hij in Beieren hartelijk ontvangen door kardinaal Faulhaber, die het begin van het apostolisch werk in Duitsland verzocht. Op latere reizen deed Jozefmaria Zürich, Basel, Bonn, Keulen, Parijs, Amsterdam, Leuven en vele andere steden aan. Hij bezocht ook Wenen, waar de Sovjetsoldaten nog door de straten liepen. In de Oostenrijkse hoofdstad begon hij met het schietgebedje Sancta Maria, Stella Orientis, filios tuos adiuva! (“Heilige Maria, Ster van het Oosten, help uw kinderen!”), indachtig de landen die na de Tweede Wereldoorlog onder het communistische regime waren gekomen.

Tijdens een bezoek aan Nederland

Hij reisde in een oude en kleine auto over wegen die nog beschadigd waren door de laatste oorlog, maar hij maakte de reis voor zijn reisgenoten aangenaam door te gaan zingen en door zijn vrolijke gesprekken. Vaak bad hij hardop in de auto en legde de woorden van de Heer uit: “Niet gij hebt mij uitgekozen maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt (Joh 15,16).” Bij deze gelegenheden bezocht hij altijd de meest bekende Mariaheiligdommen.

Rond 1960 reisde hij verscheidene keren naar Engeland om daar enige weken door te brengen. Op dat land had hij zijn hoop gevestigd wegens zowel de traditie in universiteiten als de vooraanstaande plaats die het in de wereld innam. “Engeland is een geweldige plaats,” schreef hij. “Als jullie ons helpen, zullen wij standvastig werken op dit kruispunt van de wereld: bid en onderga opgewekt kleine vernederingen.”

In augustus 1958 liep hij door de City van Londen en keek naar al die machtige en oude instellingen, en naar de wirwar van mensen van alle rassen. Hoe zou het mogelijk zijn ook dáár de geest van het Opus Dei te verspreiden? Hij voelde zijn eigen zwakte meer dan ooit.

“Ik kan het niet, Heer, ik kan het echt niet!”

Maar God liet hem begrijpen: “Jij kunt het niet, maar Ik wel.”

Een gewone dag in Rome

In Rome

Hoewel talrijk, waren zijn bezoeken aan het buitenland altijd kort. Hij wilde niet te ver verwijderd zijn van de hoofdzetel van het Opus Dei. Zijn dagen bracht hij voornamelijk door met gebed, met het bekijken van de apostolische plannen, met het vormen van zijn geestelijke zonen en dochters. Zijn dagelijkse leven varieerde niet veel gedurende de jaren in Rome. Geordend als hij van nature was en uit deugdzaamheid, wist hij zijn tijd goed te besteden. Hij stond 's morgens vroeg op, deed een half uur inwendig gebed samen met een kleine groep leden van het Werk die in de Villa Tevere woonden. Vervolgens las hij de heilige Mis, het middelpunt en de bron van zijn hele leven.

Na het ontbijt werkte hij met Álvaro del Portillo, de toenmalig algemeen secretaris van het Opus Dei, aan de gewone bestuurszaken van het Werk. Berichten, adviezen en apostolische projecten bereikten hem van over de hele wereld. Aan het einde van de ochtend ontving hij vaak bezoek van mensen die zijn gebed, raad en aanmoediging zochten, maar ook anderen. Na de middagmaaltijd sprak hij in een gemoedelijke sfeer met zijn naaste medewerkers of met de studenten van het Romeins College van het Heilige Kruis. Vervolgens ging hij weer aan het werk, deed nog een half uur inwendig gebed, bad de Rozenkrans, studeerde en bereidde geschriften voor.